Charles Darwin, de grondlegger van de evolutietheorie, had al veel belangstelling voor sleutelbloemen. Door deze karakteristieke graslandplant te onderzoeken hopen we niet alleen onze kennis over deze ene soort te vergroten, maar ook meer inzicht in het wel en wee van vergelijkbare soorten te verkrijgen. Je kent misschien laboratoriumratten, fruitvliegjes en koolmezen als veelgebruikte ‘modelorganismen’: ze staan model voor een grotere vraag bij veel meer soorten. De sleutelbloem speelt in ons onderzoek in zekere zin ook die rol.

De informatie die we samen over de sleutelbloem verzamelen kan ons inzicht geven in het welzijn van de sleutelbloem en van andere graslandplanten. Met deze informatie kunnen we inschatten welke invloed veranderingen in het landschap hebben op biodiversiteit, die enorme variatie aan leven op onze planeet. Sleutelbloemen kunnen aangeven in hoeverre de leefgebieden waar ze groeien het goed doen of juist achteruitgaan.

De sleutelbloem is een plantensoort waarbij twee verschillende typen bloemen voorkomen. Deze bloemen verschillen in de lengte van de mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen, de meeldraden en de stijlen. De twee typen worden het S-type en het L-type genoemd, naar het Engelse short styled en long styled. Als we het S-type van bovenaf bekijken, kun je gemakkelijk vijf helmknoppen van de meeldraden waarnemen waar het stuifmeel in zit, terwijl bij het L-type juist een stempel te zien is, het afgeplatte stukje bovenop de stijl waar het stuifmeel op afgezet wordt (zie de foto). Het S-type staat voor de kortstijlige variant met een kort vrouwelijk geslachtsorgaan, dat in de bloemkroon verstopt zit, en langere mannelijke die van bovenaf zichtbaar zijn. Het L-type staat voor de langstijlige variant met een lang vrouwelijk geslachtsorgaan, dat wel van bovenaf zichtbaar is en kortere mannelijke geslachtsorganen (meeldraden) die in de bloemkroon verstopt zitten. Een ezelsbruggetje: de vijf helmknoppen van het S-type zijn samen en het ene vrouwelijke geslachtsorgaan van het L-type is lang. Aan een plant zit maar één soort bloem.

L-type
L-tüüpi õis

S-type
S-tüüpi õis

Om met succes zaden voort te brengen moeten sleutelbloemen van het L-type hun stuifmeel aan planten van het S-type overdragen, en omgekeerd. Op die manier kan de plant zichzelf niet bestuiven en wordt genetische verarming voorkomen. Kruisbestuiving tussen verschillende soorten bloemen bevordert bovendien de uitwisseling van genetisch materiaal en stimuleert zo de genetische diversiteit (Lees hier meer over genetische diversiteit). Een grote genetische diversiteit is voor planten een zeer belangrijke factor voor het behoud van hun levensvatbaarheid en hun veerkracht op de langere termijn. Je ziet, ook planten kiezen hun partner zorgvuldig uit!

De stuifmeeluitwisseling tussen deze twee bloemtypen kan alleen plaatsvinden door bestuivende insecten, die in dit ingewikkelde ‘huwelijk’ de rol van koppelaar spelen. Om de plant te helpen, moeten we ook het welzijn van de bestuivende insecten waarborgen: dat van de wilde bijen, hommels, vlinders en andere kleine helpers, die voor planten van onschatbare waarde zijn.

In sleutelbloempopulaties is de verhouding tussen de planten van de beide bloemtypen gewoonlijk ongeveer 1 op 1. Als de verhouding scheef is, vermindert dat de kans dat de sleutelbloem een geschikte partner vindt en worden de bestuiving en de uitwisseling van genetisch materiaal belemmerd. Dit schaadt vervolgens de levenskansen van de plant op de lange termijn.

Het voorkeursgebied van de gulden sleutelbloem, traditioneel beheerd (kalk)grasland, is in het hedendaagse landschap steeds zeldzamer geworden. Het verdwijnen van graslanden leidt tot achteruitgang van de plantenpopulaties die hiervan afhankelijk zijn. Een massale achteruitgang van sleutelbloempopulaties kan leiden tot scheve verhoudingen tussen het L-type en het S-type en soms zelfs tot het geheel verdwijnen van een van beide typen van die plek. Het zijn dit soort veranderingen in de balans tussen beide typen die we willen onderzoeken in heel Europa – met jouw hulp!

Hoe kun je de sleutelbloem herkennen?

De gulden sleutelbloem (Primula veris) is een lentebloem. Het is een vaste plant, wat betekent dat dezelfde plant meerdere jaren achtereen op dezelfde plek groeit en bloeit. Soorten die weleens met onze sleutelbloem worden verward, zijn de slanke sleutelbloem (Primula elatior) en de stengelloze sleutelbloem (Primula vulgaris). Primulasoorten kunnen onderling ook gemakkelijk kruisen. Zorg ervoor dat je bij je waarneming de juiste sleutelbloem te pakken hebt!

Hoe ziet de sleutelbloem eruit?

De gulden sleutelbloem is een kruidachtige plant met een gemiddelde hoogte van 10 tot 30 cm. Hij heeft langwerpige groene bladeren op de grond, die tot 20 cm lang zijn. Eén plant kan meerdere bloeistengels hebben. De sleutelbloem heeft eigele, klokvormige, afhangende bloemen. De gele bloemen hebben oranje vlekjes, staan met 5 tot 16 stuks bij elkaar en zijn meestal één kant op gericht.

Hoe kun je onze sleutelbloem van vergelijkbare soorten onderscheiden?

In vergelijking met de gulden sleutelbloem zijn de bloemen van de slanke sleutelbloem meestal groter en bleekgeel, in plaats van eigeel met oranje vlekjes. De bloemen van de gulden sleutelbloem zijn klokvormig, terwijl die van de slanke sleutelbloem meer open zijn. De stengelloze sleutelbloem heeft een korte bloemsteel en de bloemen zijn heel bleekgeel of zelfs wit. Ook in tuinen komen verschillende soorten sleutelbloemen voor, die gemakkelijk kunnen verwilderen. Deze kunnen allerlei kleuren bloemen hebben, zoals paars, rood, oranje en roze. In de natuur zijn sleutelbloemen altijd heldergeel.

De  slanke sleutelbloem 
                              
De stengelloze sleutelbloem

Sleutelbloemen behoren tot de eerste lentebodes (vandaar de wetenschappelijke naam Primula, afgeleid van het woord voor eerste in het Latijn). Afhankelijk van de regio en het weer beginnen ze in april te bloeien. De bloei duurt een aantal weken. Bij koeler weer kan de bloei later beginnen en tot half juni duren. In warmere streken kan de bloei al in maart starten.

Waar komen sleutelbloemen voor?

De gulden sleutelbloem komt in Europa vrij algemeen voor, maar in Nederland is het een zeldzame plant. De Rode Lijst van Nederland vermeldt de soort als kwetsbaar. Door de teloorgang van hun leefgebied doen ze het steeds minder goed. Sleutelbloemen houden van droge of een beetje vochtige, kalkhoudende bodems. In ons land komen ze vooral voor in kalkgraslanden in het zuiden, langs rivieren en in kustgebieden. Maar dat wil niet zeggen dat sleutelbloemen niet op zuurdere bodems te vinden zijn. Sleutelbloemen kun je ook aantreffen in traditioneel beheerd grasland, in parken, aan bosranden en zelfs in de berm. Ze geven de voorkeur aan zonnige standplaatsen.

Wat als de bloem op geen van beide types lijkt?

Het komt niet vaak voor… Toch kun je soms planten vinden die niet van het S-type zijn, maar ook niet van het L-type. Deze bloemen zitten er ‘tussenin’: de stijl en de meeldraden hebben dezelfde lengte. Deze ‘middelstijlige’ planten kunnen ontstaan door een mutatie. Alle bloemen aan zo’n plant zien er dan hetzelfde uit. Als jij nu zo’n plant vindt, dan hoef je hem niet mee te tellen: dat is alleen voor kortstijlige (S) en langstijlige (L) planten. Maar laat het alsjeblieft wel aan ons weten, want deze planten zijn heel interessant!

Je kunt het als commentaar bij je waarneming vermelden op het formulier, en een foto van zo’n bijzondere bloem toevoegen. Maar het is ook handig om even een apart mailtje te sturen (info@cowslip.science in het Engels of communicatie@nioo.knaw.nl in het Nederlands) met de foto en de exacte locatie waar je de bloem gevonden hebt. Op die manier kunnen we een stukje van het blad verzamelen voor genetisch onderzoek, of misschien kun jij ons daarbij helpen. Door zulke bijzondere planten te melden, leren we de planten met de verschillende bloemen pas echt te begrijpen.